(Historietje) Doopkaars (Historietje) Doopkaars
Zoals Christus het licht der wereld is, zo zullen zij die Zijn licht ontvangen hebben, lichtdragers zijn en het licht verspreiden in een donkere wereld. Het beeld van de lichtdragers is nog terug te vinden in de woorden uit de klassieke Rooms-Katholieke doopliturgie. gevierd zonder doopkaars.
De Reformatie kenmerkt zich door een toenemende huiver voor het gebruik van kaarsen. In het doopboekje van 1523 legt Luther de volle nadruk op de werking van het Woord bij de doop, daarbij vergeleken zijn de doopjurk en doopkaars slechts menselijke toevoegingen – en dat is ook zo. In 1526 blijkt dat alleen de doop-urk behouden is gebleven. In het Calvinisme is geen plaats meer voor de doopkaars in de doopliturgie.


Zo hebben de kerken van het gereformeerde protestantisme tot in onze generatie de doop gevierd zonder doopkaars. 
Willen wij ons steentje bijdragen aan de oecumene, dan wordt het gebruik van de doopkaars van harte aanbevolen. Het gebruik heeft zin en daarom is het waardevol. De zin ligt niet in de doopkaars zelf, maar in de verwijzing naar de paaskaars en daarmee Pasen.
Eeuwenlang was voor het westerse christendom Kerstmis het centrale feest. Maar in onze tijd komt langzaamaan het besef dat het gebeuren op Pasen, het fundament en uitgangspunt is van het geloof.

< verwijzing naar de paarskaars>

Overhandiging doopkaars

De paaskaars, die dichtbij het doopvont staat, wordt voor de dienst aangestoken. Na de doop-bediening wordt de doopkaars aan de paaskaars aangestoken. Dit ritueel kan zowel door de voorganger als door de ouderling van dienst worden gedaan. Wanneer de doopkaars wordt ontstoken wordt (meestal) onderstaande tekst uitgesproken:  "Christus is het licht der wereld; wie Hem volgt, zal nimmer in het duister wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben."
Bij het overhandigen van de doopkaars aan de ouders:
"Moge (….Naam van de dopeling) een drager zijn van dat licht en Christus navolgen, zijn/ haar leven lang.
De brandende kaars wordt door de doopouders enige tijd vastgehouden, bijvoorbeeld tijdens het zingen van het dooplied. Of hij wordt in een standaard geplaatst en blijft branden tot het eind van de dienst. Het leven van de doopkaars hoeft daarmee niet ten einde te zijn. Het is een goed gebruik om ieder jaar op de verjaardag van de dopeling of met Pasen de kaars te ontsteken.
Kortom: een kaars is er om te branden, zeker bij iedere belangrijke gebeurtenis in het leven van alle mensen.

 
terug