(Historietje) Joodse gemeenschap in Friesland/Noordwolde (Historietje) Joodse gemeenschap in Friesland/Noordwolde
Joodse begraafplaats Noordwolde
Aan het begin van de oorlog zijn er Joodse gemeentes in Leeuwarden, Sneek, Harlingen en Gorredijk. Maar er hebben eerder ook synagogen gestaan in Hindeloopen, Noordwolde, Lemmer, Heerenveen en Bolsward. (Vanuit de grote Joodse gemeente in Gorredijk ontstaan, rond 1820, bijkerken in Noordwolde en Heerenveen.) Noordwolde heeft nog een Joodse begraafplaats aan de Schapendrift (het Rode Dorp) die dateert uit 1773. De grond wordt voor fl. 6,00 per jaar gepacht door Levi Levy (zijn nakomelingen heten Leefsma) van de Hervormde Gemeente. Levi is rond 1715 geboren in Zwolle en deze koopman woont in ieder geval in 1749 in Noordwolde waar hij in 1802 overlijdt. Waar de Joodse inwoners voor 1800 verder vandaan komen is niet bekend. Het is een mysterie waarom een vrij grote groep Joden neerstrijkt in een dorp waar de welvaart, net als in Gorredijk, voorbij is. In 1809 zijn het er 44, in 1877 telt het dorp 26 Joden en rond 1900 nog vier gezinnen. De zelfstandige Joodse gemeenschap bestaat dan al sinds 1863 niet meer. In 1876 wordt de synagoge van Noordwolde verkocht aan Jacob Jans Jedema die het bouwwerk aan de huidige Hoofdstraat West sloopt. De Joden uit Noordwolde gaan dan al naar het sjoeltje in Gorredijk.

De familie Muller duikt met succes onder
Izaäk Muller, de ‘Jood van Noordwolde’, weet met zijn gezin de oorlog te overleven. Izaäk en Hendrina Muller en kleuter Beppie arriveren in augustus 1939 vanuit Groningen in Noordwolde. Het echtpaar neemt de handel in huiden en lom-pen over van een overleden koopman. Er wordt aanvankelijk met een handkar handel gedreven vanuit de huidige Nieuwstraat toen in de volks-mond ‘de oude Nieuwbuurt’ genaamd. Later gaat Izaäk op woensdag met de auto naar de markt in Wolvega om bij handelaren en slagers koeienhuiden te halen. Bij het uitbreken van de oorlog plegen in ons land tientallen Joden zelfmoord uit angst voor wat komen gaat zoals na de capitulatie de Joodse sergeant Abraham Delmonte uit Wolvega. Izaäk kan de eerste jaren redelijk probleemloos blijven reizen, al wordt het lastiger om te kunnen handelen. Op 29 april 1942 wordt de Jodenster verplicht. Op 10 juli zijn de eerste achthonderd Joden uit vooral Assen en Groningen onderweg naar Westerbork. Op 20 augustus volgen de Joden uit Harlingen, Sneek en Leeuwarden. Het echtpaar Muller duikt op verschillende plekken in Noordwolde onder en overleeft de oorlog. De dochter gaat naar kennissen in Apeldoorn. Inwoners van het dorp reageren verrast als de familie na de oorlog weer opduikt. Dat zal zeker gelden voor die dorpsgenoten die de schuur met gereedschap leeg hebben geroofd. Izaäk krijgt een schadevergoeding van de gemeente. Op 24 oktober 2003 wordt op het voorterrein van de voormalige begraafplaats een gedenkplaat onthuld. Daarop staan de namen van de 38 in de Stellingwerven geboren Joden die niet terugkeren na de oorlog. Het monument wordt onthuld door de burgemeesters Remco Heite van Weststellingwerf en Hans Lesterhuis van Ooststellingwerf. Leerlingen van de bijzondere basisschool Matthijsje uit Noordwolde leggen bloemen neer. Met de onthulling wordt de restauratie van de begraafplaats afgerond. De hekwerken zijn vernieuwd en drie grafzerken hersteld. Rabbijn Benyomin Jacobs heeft een dubbel gevoel bij de restauratie. 'Ik ben blij met de mensen die voor ons zwoegen maar verdrietig omdat we zo zijn gedecimeerd dat we het zelf niet kunnen.' Hij stelt dat de gedenkplaat van grote betekenis is voor de Joodse gemeenschap. Er was nog geen monument waarop de namen van de holocaust-slachtoffers uit de Stellingwerven zijn afgebeeld. Bij de onthulling zijn geen nabestaanden aanwezig. De Stellingwerven hebben ook geen Joodse gemeenschap meer. De Israëlitische Gemeente in Leeuwarden heeft It Fryske Gea gevraagd deze oude begraafplaats te beheren.

terug