(Historietje) Koster (Historietje) Koster
In vroeger eeuwen was de koster tevens opzichter van het rondom de kerk gesitueerde kerkhof. Daardoor fungeerde hij ook als doodgraver. In die tijd was hij vaak ook  schoolmeester, voorlezer en voorzanger. Kortom, een persoon met vele kwaliteiten.
In de 17e en 18e eeuw was de koster een belangrijk man.
Geen wonder dat een sollicitant naar het kosterschap aan een streng onderzoek werd onderworpen. Hij moest immers in de kerk voorlezen, maar vooral: hij moest de jeugd onderwijzen.
Daar kwam dikwijls bij dat de veelzijdigheid van zo’n functie de kosters nogal eens parten speelde. Ze konden net als ieder mens maar op één plaats tegelijk zijn en moesten dan wel eens prioriteiten stellen…. Om een voorbeeld te noemen, wanneer er een sterfgeval was, dan moest er een graf worden gedolven en de klok moest worden geluid, met als gevolg ……….dat de kinderen een vrije dag hadden.

Manusje van alles
De taken die een koster op zich nam waren van gemeente tot gemeente verschillend. Op de ene plaats werd meer van hem verwacht dan op de andere. Daarom werd er in veel gevallen een “instructie voor de koster” opgesteld, [een soort arbeidsovereenkomst] opdat de man wist, waaraan hij zich had te houden.
Behalve de reeds genoemde functies van voorlezer, voorzanger en schoolmeester kon van de koster ook gevraagd worden, dat hij de zitplaatsgelden ging te innen, de doop-en trouw- en begraafboeken moest bij houden en soms (vaak op eigen kosten!) voor een goed verlichte en verwarmde consistoriekamer moest zorgen.
Was een gemeente vacant en werd er een beroep uitgebracht, dan kreeg de koster de opdracht de beroepsbrief te gaan bezorgen. En het spreekt vanzelf, wanneer de beroepen dominee op een flinke afstand van de roepende gemeente woonde, dat de koster dan een paar nachten van huis was!
Andere instructies die bij het ambt van koster hoorden waren bijvoorbeeld, dat hij altijd vriendelijk en hulpvaardig moest zijn tegenover de predikant, de ouderlingen de diakenen.
Wie nu mocht denken dat een koster met zoveel baantjes wel een onbezorgd bestaan leidde, die vergist zich. Vele kosters klaagden dat hun salaris veel te “mager” was en dat ze hun gezin er niet van konden onderhouden. In veel gevallen werden ze uitbetaald in natura. Er is een verhaal bekend van een koster, die men op zijn toch al sobere beloning nog wilde korten, de hulp van de Classis heeft ingeroepen. De functie omschrijving die bij het beroep van koster hoorde, was dermate uitgebreid, dat hij mogelijk een werkweek had van 60 uur of meer. Daarbij komt ook nog dat je in dienst bent van de kerkenraad en dat betekent dat je in een grote gemeente soms wel twintig ‘baasjes’ boven je hebt, die soms ook nog eens tegenstrijdige opdrachten gaven. Het verzoek voor de aanschaf van schoonmaak materialen liep dan ook via de kerkvoogden.  [zie bijgevoegde nota uit 1895]
Ik kan me daarbij ook voorstellen dat ieder kerkenraadslid wel zijn mening had over de “nut en/of noodzaak” van de schoonmaakmaterialen die de koster op zijn lijstje had gezet.

Hondenslager
Eén functie was zelfs voor de koster te min en daarvoor had hij dan ook een assistent:
de hondenslager. [tweede helft 16e eeuw] De diensten werden namelijk in het verleden gehouden met open deuren, zodat iedereen vrij in en uit kon lopen. Dat deden echter ook de straathonden die toen in de menigte rondliepen. De hondenslager was er voor aangesteld om deze beesten zo snel mogelijk naar buiten te werken, in ieder geval te zorgen dat ze geen overlast veroorzaakten.
In de kerkenraad notulen van Den Briel werden kennelijk honden en kinderen op één lijn gesteld, want daar wordt als taak van de hondenslager genoemd “het stillen der honden en der kinderen in de kercke”. In een andere gemeente maakte een hondenslager zich een keer zó kwaad op een hond die tegen hem gromde, dat hij een lange collectestok greep en deze vervolgens op de rug van de betreffende hond door midden sloeg! En dat allemaal tijdens de preek……………Rond 1700 werd voor het beroep van hondenslager wekelijks, door kerkvoogdij en diaconie, tien stuivers betaald.
Tot in de negentiende eeuw kwam het beroep van hondenslager voor. Later komt voor de hondenslager een andere naam z.g. geestelijk deurwachter en nog later wordt hij koster genoemd.

Waardering
Gelukkig behoren dergelijke (wan)toestanden tot het verleden en is de koster ook niet langer meer het goedkope hulpje, dat voor alles aansprakelijk kan worden gesteld. Dat neemt niet weg dat deze man op de achtergrond het wel verdient, dat de schijnwerper eens op hem wordt gericht. Weliswaar is zijn taak, vergeleken met vroeger, mede door het gebruik van huishoudelijke apparaten, een stuk eenvoudiger geworden. Maar een manusje van alles blijft hij zeker.
Meestal is de koster al in de kerk, terwijl de andere gemeenteleden nog op één oor liggen. En wanneer de kerkdeuren opengaan heeft hij in z’n eentje al tal van werkzaamheden verricht die nodig zijn voor een goed verloop van de eredienst. Bovendien moet hij overal tegelijk zijn en dient zijn wakend oog, voor én tijdens de dienst, over alles en iedereen te gaan.
Wanneer er vreemdelingen in de kerk komen, dan wordt van de koster verwacht dat hij hen van een zitplaats voorziet. Wordt er tijdens de dienst iemand onwel, dan is hij er als eerste bij.

Tot in de 2e helft van de vorige eeuw was in de kerkelijke gemeenten, de koster nog in loondienst bij de kerk. In deze tijd zijn er nog maar weinig kerkelijke gemeenten die een koster gedeeltelijk of volledige in dienst hebben.
In de meeste gemeenten kiest men ervoor om samen als gemeenteleden de taken te verdelen: als de werkzaamheden die vroeger bij de functie van koster behoorden, worden nu door tal van vrijwilligers uit de gemeente ingevuld. Ook in onze gemeente worden de [grote hoeveelheid] kerkelijke taken door vrijwilligers gedaan. Tot nu toe was en is dat een prachtige oplossing, maar ………..

Mede door het vergrijzen van onze gemeente neemt het aantal vrijwilligers af.
Het zal voor de kerkenraad van de gemeente Lindestreek moeilijk worden om al de taken die bij het “reilen en zeilen” van onze kerkelijke gemeente horen, al de werkzaamheden nog door vrijwilligers in gevuld te houden.
 

 
terug